Het eindexamen Nederlands bestaat uit drie onderdelen:
- Leesvaardigheid: je leest teksten en krijgt daar vragen over
- Schrijfvaardigheid: je schrijft een tekst
- Samenvattingsvragen: je krijgt vragen over hoe je een tekst zou samenvatten (je schrijf geen samenvatting)
Het onderdeel leesvaardigheid bestaat uit een aantal teksten. Je krijgt over deze teksten meerkeuzevragen (A, B, C of D) of open vragen waarbij je zelf een antwoord moet bedenken. Hoe je dat het beste doet, laat ik je later zien.
Bij het onderdeel schrijfvaardigheid schrijf je een tekst. De drie teksten waar het om gaat zijn een artikel, een zakelijk brief of een zakelijke e-mail.
In de samenvattingsvragen krijg je vragen over hoe je de tekst zou samenvatten. Je moet dan denken aan vragen waarin je de kernzinnen van een tekst moet benoemen of wat de hoofdgedachte van een tekst is.
Het examen Nederlands duurt twee uur. Leerlingen met dyslexie hebben een half uur langer de tijd. Alle leerlingen mogen hulpmiddelen gebruiken, namelijk een kladpapier en een woordenboek. De teksten van het examen schrijf je op de laptop.
Alle informatie over het examen Nederlands (en de andere vakken) en oude examens vind je op deze website.
Leren voor het examen
Voor het examen Nederlands moet je vooral veel oefenen. Er zijn ook trucjes die je helpen tijdens het maken van het examen. In het onderstaande filmpje wordt verteld welke trucs dat zijn en hoe je het beste voor het examen kunt leren. De regels voor de schrijfopdrachten moet je uit je hoofd kennen.