De schrijfopdracht wordt beoordeeld op drie onderdelen:
1. De inhoud: wat in de opdracht staat, moet terugkomen in je tekst. Hier krijg je de meeste punten voor.
2. Het taalgebruik: je spelling, interpunctie en formulering.
3. De conventies: de regels die gelden voor de tekstvorm uit de opdracht.
De drie tekstvormen die aan de orde kunnen komen, hebben ieder hun eigen regels. Deze regels staan uitgelegd in je boek. Je vindt de informatie hier in je boek:
- Zakelijke brief: theorienummer 39 en 40 (bladzijde 103 en 104);
- Zakelijke e-mail: theorienummer 55 (bladzijde 144);
- Artikel: theorienummer 21 (bladzijde 56)
In het onderstaande filmpje worden het artikel en de zakelijke e-mail nog eens uitgelegd. De brief is eigenlijk hetzelfde als de zakelijke e-mail, behalve dat je meer moet leren over de volgorde van de adressen, plaats en datum en onderwerp.