maandag 27 maart 2023

Uitleg over dit blog

Beste leerlingen, 

Op deze website vind je alle informatie die je nodig hebt om het examen Nederlands voor 4 mavo goed voor te bereiden. Er is uitleg te vinden, extra opdrachten, filmpjes en oefenmateriaal. Lees alles goed, zowel hier op het weblog als in je lesboek.

Als je iets niet begrijpt, of meer uitleg nodig hebt, stel je vraag dan in de les of stuur je docent een e-mail. De tijd voor het examen is altijd spannend, dus het is logisch als je je af en toe zorgen maakt. Vraag dan om hulp. Wij wensen je heel veel succes bij de voorbereiding van je eindexamen.

Hartelijke groet,

Mevrouw van Engeland
Mevrouw van Meggelen
Mevrouw Smits

 

 



De theorie uit je lesboek

 Alles wat je moet weten voor je examen Nederlands, heb je de afgelopen jaren geleerd bij Nederlands. Je weet dus alles al! Het enige wat je nog even moet doen, is de dingen die je vergeten bent, teruglezen in je lesboek. Hieronder vind je precies waar je dat kunt doen. 



Examenwoorden

 In het examen Nederlands (maar ook bij de andere vakken!) komen vaak dezelfde woorden voor. Veel van deze woorden ken je, sommige niet. Door ze goed te leren, is het veel makkelijker te begrijpen wat je bij elke vraag moet doen. Je vindt de examenwoorden in het bestand dat ik je via Som heb gemaild. Hieronder kun je ze ook teruglezen. 


Schrijfopdrachten

Een belangrijk onderdeel van je examen is de schrijfopdracht. De schrijfopdracht is altijd een zakelijke e-mail, een zakelijke brief of een artikel. Je weet pas op het moment dat je het examen gaat maken, welke van de drie het is geworden. 

Samenvattingsopdracht

Sinds 2021 hoef je op het examen Nederlands geen samenvatting meer te schrijven. Dat scheelt jou een hoop tijd op het examen (minder schrijven!) maar het betekent niet dat je niet hoeft te weten hoe je een tekst samenvat. Je krijgt daar namelijk wel opdrachten over. 

Hoofdgedachte


Op je eindexamen wordt vaak gevraagd naar de hoofdgedachte van een tekst. De hoofdgedachte van een tekst is het belangrijkste dat de schrijver over een onderwerp wil zeggen. 


Het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst zijn dus twee verschillende dingen. Het onderwerp is waar de tekst over gaat. De hoofdgedachte is wat er over het onderwerp gezegd wordt.

Feit, mening, argument

Een feit is waar of onwaar en je kunt het controleren. 
Een mening is iets wat iemand vindt.
Een argument is een reden waarom iemand dat vindt. 

Simpel toch? En toch is het soms lastig om deze drie dingen uit elkaar te houden. 

Tekstverbanden en signaalwoorden

In teksten hebben zinnen en alinea's met elkaar te maken. Hoe ze met elkaar te maken hebben, noem je een tekstverband. De woorden die je helpen dit tekstverband te herkennen, noem je signaalwoorden.

Inleiding, middenstuk, slot: de opbouw van een tekst

Een tekst bestaat altijd uit drie onderdelen: een inleiding, een middenstuk (of kern) en een slot (eind). In dit bericht lees je meer over die drie onderdelen.

Doel van een tekst


Een schrijver schrijft een tekst niet zomaar: hij wil er iets mee bereiken. Dat noemen we het tekstdoel. Je leest er hier meer over.

Open vragen beantwoorden

Op je examen bestaat een deel van de vragen uit open vragen. Dit betekent dat je zelf het antwoord op de vraag moet bedenken en het dan ook nog goed moet opschrijven.

Vaak vinden leerlingen het lastig om hun antwoorden op een goede manier op te schrijven, te formuleren. 
Daarom hier wat tips. 


Lees de tekst goed en doe wat je gevraagd wordt. Dit is de belangrijkste tip van allemaal. Vragen ze om één voorbeeld? Geef er dan ook maar één. Wordt er gevraagd om voorbeelden? Geef er dan meer dan één. 

Als er staat leg uit (of verklaar) dan moet je in je eigen woorden antwoord geven. Je mag dan geen zinnen uit de tekst overschrijven.

Citeren is iets anders. Citeren betekent het letterlijk overschrijven van een zin of een deel van een zin (woordgroep). Dat doe je als er gevraagd wordt  om een citaat of om een deel van de tekst te citeren. Als er gevraagd wordt om een zin, mag je de eerste twee woorden en de laatste twee woorden van de zin opschrijven en het nummer van de regel in de tekst (Zoals te .... mag verwachten. r. 45-46). Wordt er gevraagd om een zinsdeel of woordgroep, dan gaat het om een deel van een zin, niet de hele. In dat geval schrijf je het stukje van de zin in zijn geheel over.

En nog even dit:
- Maak hele zinnen, met een begin en een einde (een hoofdletter en een punt dus).
- Wees duidelijk. Snap je zelf niet wat je opschrijft? Dan snapt een ander het helemaal niet.
- Schrijf leesbaar. Ook hier geldt: kun jij het niet lezen? Dan de docent ook niet.
- Je mag de woorden uit de tekst best gebruiken. Doe dat dus, als het je helpt (maar kijk uit dat je niet citeert als niemand daarom vraagt).
- Schrijf altijd iets op, ook als je twijfelt. Een antwoord dat er staat kan goed zijn, een antwoord dat er niet staat is altijd verkeerd.

Zo, nu hoef jij alleen nog over de inhoud na te denken. En dat kun je!

Een tekst lezen: hoe pak je dat aan?

Bij het lezen van een tekst is het slim om altijd op dezelfde manier te werk te gaan. In dit bericht vind je tips hoe je dat het beste aan kunt pakken, plus een paar filmpjes met uitleg.

Hoe ziet het examen Nederlands eruit?

Het eindexamen Nederlands is ieder jaar anders, maar er komen altijd dezelfde dingen in terug. In deze blog lees je alles over hoe het eindexamen eruit ziet.